Buitenstaanders kijken er nog wel eens wat vreemd tegenaan: Hongaarstalige studenten die op kosten van Nederlandse geldgevers een jaar lang in ons land theologie mogen komen studeren, vrouw en kinderen, indien aanwezig, mee, en ook nog eens een huis ter beschikking. Is dat niet een beetje luxe? Het antwoord is: nee, niet echt. Docent Nederlands ds. Tjerk van Dijk zit wekelijks tegenover hen en ziet het zweet vaak figuurlijk, soms ook letterlijk, parelen: ‘Het ‘jaartje Utrecht’ is hard werken. Keihard zelfs. Maar ik ken er niet één die het had willen missen.’


Tjerk van Dijk tijdens Nederlandse les
Tjerk van Dijk (rechts) tijdens de Nederlandse les met András Ambrus.

Vanwege dat wekelijkse contact heeft de primaire taak van Van Dijk, zijn studenten wegwijs maken in de Nederlandse taal, in de loop der jaren een informele component gekregen: die van persoonlijk begeleider. Hij zal het zelf niet gauw zo noemen, maar het persoonlijke contact met zijn studenten en vaak ook met hun partners vindt hij wel de mooiste kant van zijn werk: ‘Ik ben zo blij dat ik dit mag doen. Het is echt een verrijking van m’n leven. Tijdens en rondom de lessen heb ik prachtige contacten met studenten, we delen zoveel, ook met de echtgenotes en kinderen, en we voeren vaak hele persoonlijke gesprekken. Met vrijwel al m’n studenten heb ik nog steeds contact: we facetimen, bellen, mailen en appen. Ik ben ook al een keer bij enkelen van hen op bezoek geweest. En mijn plan is om na mijn emeritaat al mijn studenten – een stuk of tien, twaalf zijn dat er inmiddels – langs te gaan.’

Inderdaad: emeritaat, want Tjerk (64) is in deeltijd predikant. In 1991 werd hij verbonden aan zijn eerste gemeente, de toen nog vrijgemaakt-gereformeerde kerk van Middelstum. Hij stond er tien jaar, waarna hij door de synode van de GKV werd aangesteld als dovenpredikant. Deze functie oefende hij uit van 2001 tot 2015. Hij was daarvoor als predikant verbonden aan de kerk van Zwolle-Zuid, de stad waar hij na het tragische overlijden van zijn vrouw Jeanet in 2015 nog steeds woont.

Een jaar later begon hij aan zijn taak als docent Nederlands voor de studenten van Stichting Fundament. Daarnaast is hij als predikant in deeltijd verbonden aan de Nederlandse Gereformeerde Kerken van Smilde en Assen (De Open Hof).

Zelf nadenken
Hongaarstalige studenten de mogelijkheid bieden een jaar lang theologie te studeren in Nederland behoort vanouds tot de kerntaken van Stichting Fundament. Het oogmerk ervan is echter in de loop der jaren, hoewel niet in formele zin, wel enigszins verschoven. Sterker dan vandaag het geval is, was er in het verleden sprake van eenrichtingsverkeer richting het oosten. Door middel van het vertalen, uitgeven en aanbieden (lees: smokkelen) van theologische lectuur en de organisatie van (vaak geheime) theologische conferenties werd gepoogd een bijdrage te leveren aan het versterken van het gereformeerde confessionele karakter van de Hongaarse volkskerk onder de communistische overheersing. Na 1989, toen vrij verkeer mogelijk was geworden, kwam daar bij het aanbieden van de studiemogelijkheid in toen nog Kampen, later Utrecht.
Door de theologische en culturele veranderingen binnen de voormalige vrijgemaakte kerken is echter de drang om binnen- of buitenlandse buitenstaanders te ‘laten delen in onze rijkdom’, zoals dat voorheen vaak werd geformuleerd, wel afgenomen. Vandaag is ‘wederkerigheid’ in de contacten met het buitenland het parool.
Dat neemt niet weg dat er feitelijk nog steeds wel sprake is van een zeker eenrichtingsverkeer. Alleen al omdat Hongaarse studenten wel naar Nederland komen, maar andersom niet of nauwelijks. Het doel van de studie in Nederland is tot op zekere hoogte wel vrijblijvender geworden: de studenten worden in Utrecht niet in de eerste plaats geconfronteerd met een vastomlijnd pakket aan theologische inzichten, maar eerder met een bepaalde wijze van theologie beoefenen. Die is anders dan in hun vaderland. Ligt daar de nadruk op memorisatie vanuit, en het reproduceren van bestaande theologische literatuur, in Utrecht ligt het accent veeleer op zelfstandig theologiseren: de student wordt uitgedaagd zelf na te denken en zijn verworven inzichten te formuleren. Tjerk van Dijk: ‘Dat is voor de meesten een enorme verandering. Soms hebben ze bijna het hele jaar nodig om te wennen aan het systeem hier. Ze moeten veel theologische werken lezen, samenvattingen schrijven, vergelijken, een eigen mening erover geven.’ Niettemin constateert Van Dijk telkens opnieuw dat de studenten dit als een enorme verrijking ervaren. ‘En ze hopen allemaal dat ze er thuis op de een of andere manier mee aan de slag kunnen.’
Dit betekent overigens niet dat de studenten in cultureel en politiek-ideologisch opzicht met sterk gewijzigde inzichten naar huis terugkeren. ‘Zij zeggen geregeld tegen mij dat wij vanuit Nederland de situatie in Hongarije niet goed kunnen beoordelen. ‘Jullie wonen daar niet, jullie weten niet hoe het is.’ In het algemeen staan ze meestal achter Orbán. En cultureel gezien blijven ze grote moeite houden met de gewijzigde inzichten hier over homoseksuele relaties. Dan is Nederland voor de meesten van hen nog steeds een onderdeel van het verdorven westen.’

Inburgering


Tjerk van Dijk
Tjerk van Dijk

Ook de studie in de Nederlandse taal is sterk veranderd. ‘In de beginjaren werd aan de TU in Kampen uitsluitend in het Nederlands gedoceerd. Dat vroeg dus om een goede kennis van de taal. Daarom kregen ze toen tweemaal in de week drie uur les en moesten ze examen doen op vwo-niveau. Van Dijk: ‘Moet je je voorstellen hoe dat ging. Ik weet van studenten die een voicerecordertje meenamen naar college, de zaak opnamen en dan thuis drie of vier keer moesten terugluisteren om te weten waarover het was gegaan. Tegenwoordig worden de colleges voor buitenlandse studenten in Utrecht in het Engels gegeven. Ik geef dan ook nog maar één dag in de week les en ze doen nu examen op A2-, zeg maar: mavo-niveau.’

Van Dijk werkt aan de hand van de zgn. Delftse methode, die ook wordt gebruikt bij inburgeringscursussen. ‘Een normaal inburgeringsexamen bestaat uit vijf onderdelen: lezen, spreken, schrijven, luisteren én inburgeren. Omdat onze studenten hier maar één jaar zijn, hoeven ze dat inburgeringsdeel niet te doen.’

De nadruk in de lessen ligt op conversatie: ‘In 42 hoofdstukken krijgen ze te horen hoe het er hier in Nederland aan toe gaat. Ze moeten steeds een hoofdstuk beluisteren en naspreken. Eerst zin voor zin, dan alinea voor alinea en ten slotte het hele hoofdstuk. Net zo lang tot ze het zelf kunnen naspreken. Daarna komen ze bij mij op les. Ze moeten dan eerst het hoofdstuk voorlezen en een aantal gaten die er dan in zitten, zelf invullen. Daarna stel ik ze een aantal vragen over de les, die ze moeten beantwoorden met zinnen uit die les en ten slotte stel ik vragen die betrekking hebben op het hoofdstuk dat ze bestudeerd hebben, maar dan toegepast op hun eigen situatie thuis en hier in Nederland.’

Hoge cijfers
De relevantie van de lessen Nederlands is dus wel afgenomen. ‘Voor de studie in Utrecht zelf is die bijna nul. Toch zouden de studenten dit onderdeel niet graag willen missen. Allereerst voor de huis-, tuin- en keukengesprekken met hun docenten, medestudenten, de buren, in de winkel, met de mensen in de kerk en noem maar op. Maar er is voor de meesten van hen een tweede belangrijke reden. Bijna alle studenten zijn voorganger in redelijk arme dorpskerken. Veel van die gemeenten hebben een soort sponsorrelatie met een gemeente hier in Nederland. En mensen uit die Nederlandse gemeenten komen vaak twee, drie keer per jaar daarnaar toe, voor allerlei projecten. Vroeger was er dan altijd een tolk nodig. Ze konden niet met elkaar communiceren. Na één jaar les kunnen ze dat wel. En dan is er voor een deel van hen – ik schat een derde – nog een derde reden: ze willen graag rechtstreeks (dus niet via Google Translate zeg maar) toegang hebben tot Nederlandse theologische lectuur.’
Tjerk van Dijk doet zijn werk dus nog steeds met groot plezier: ‘Ze zijn echt allemaal super gemotiveerd. En voor hun examens behalen ze stuk voor stuk altijd heel hoge cijfers.’

‏Nederlands in Hongarije: van Bavinck tot Jip en Janneke

Hongaarstalige theologen die de afgelopen jaren op uitnodiging van Stichting Fundament in Nederland hebben gestudeerd, maken na terugkeer in hun vaderland nog regelmatig gebruik van hun kennis van het Nederlands. Ze lezen Nederlandse theologische literatuur, ze vertalen die in hun eigen taal, ze lezen Nederlandse kranten en tijdschriften, hebben contact met Nederlandse collega’s en leden van Nederlandse gemeenten die hen ondersteunen en…. een van hen leest zijn kinderen voor uit Jip en Janneke.

Een steekproefsgewijs onderzoekje maakt duidelijk dat de meeste predikanten regelmatig Nederlandstalige theologische literatuur lezen. Zo gebruikt Ferenc Radvánszky, predikant in Mezőkaszony (Koson), Oekraïne, het Nederlands bij het lezen van dogmatische werken en commentaren. György Papp, docent Bijbelse Talen aan het Protestantse Theologische Instituut in Cluj-Napoca, Roemenië, leest Nederlandse vakliteratuur over Griekse en Hebreeuwse filologie en de geschiedenis van het oude Nabije Oosten.
Ook Istvan Debreczeni uit Egeres (Aghireș), Roemenië, gebruikt het Nederlands voor academisch onderzoek en heeft daarvoor het afgelopen jaar zelfs examen afgelegd op B1-niveau. ‘De Nederlandse lessen met Tjerk van Dijk waren een zegen voor mij, zowel op persoonlijk als op professioneel niveau. Ik gebruik mijn taalvaardigheden nog steeds en probeer deze verder te ontwikkelen. Op persoonlijk vlak helpt het me om contact te houden met vrienden uit Nederland en het nieuws te lezen. De Nederlandse taal maakt het voor mij ook mogelijk om kennis te nemen van artikelen van de TU Utrecht en mijn voormalige hoogleraren en van theologische literatuur zoals die van Bavinck of Kuyper.’

Contacten
Verschillende predikanten onderhouden contact met Nederlandse collega’s en vrienden. Zo bijvoorbeeld dr. Csaba Balogh, die hoofddocent Oude Testament is in Cluj. Bovendien leest hij Nederlandstalige media zoals het Nederlands Dagblad. Zoltán Weiner, jeugdwerker in Szentendre, gebruikt zijn basiskennis van het Nederlands bij uitwisselingsprogramma’s tussen Hongaarse en Nederlandse middelbare scholen.
Een aantal oud-studenten heeft zich toegelegd op het vertalen van Nederlandstalige theologische werken naar het Hongaars. Zo waren ds. Attila Tőkés (Nyárádszereda, Roemenië) en dr. Attila Batizán (Szentgerice, Roemenië) betrokken bij de vertaling van De werkers van het laatste uur van prof. dr. Stefan Paas. Géza Sógor heeft een bijdrage geleverd aan de Hongaarse editie van twee theologische werken: Bonhoeffers Ethik en de Christelijke Dogmatiek van Van den Brink en Van der Kooi.
Sommige predikanten benutten hun Nederlandse taalvaardigheid binnen hun kerkgemeenschap. Melinda Ambrus geeft Nederlandse les aan Hongaarse studenten die in Nederland of België studeren. Ze volgt een Nederlandse bijbelcursus en… leest ook Nederlandse romantische boeken. Anderen, zoals Csongor Gede, fungeren als vertalers bij theologische conferenties en ondersteunen kerkleden die in Nederland hebben gewerkt. Daarnaast helpt hij mee aan de samenstelling van een Nederlandse catechesemethode in Hongarije, een project van de Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond (HGJB).

Niet iedereen
Niet alle oud-studenten blijven het Nederlands actief gebruiken. Daniel Ilosvai, werkzaam in Boedapest, geeft aan dat één jaar studeren in Nederland te kort was om de taal goed onder de knie te krijgen. Ook Zoltán Weiner merkt op dat zijn niveau niet toereikend is om vloeiend Nederlandstalige publicaties te lezen. Daar staat dan weer tegenover dat hij wel zijn kinderen wel (vertaald) voorleest uit Jip en Janneke en Dikkie Dik.