Zijn woorden echoën nog stevig na: ‘Waarom lijken kerkelijke leiders steeds meer op CEO’s en steeds minder op geestelijke herders? Kerkelijke structuren bevorderen een machtshiërarchie die spiritualiteit naar de achtergrond dringt.’
András Visky is in het dagelijks leven schrijver, dramaturg en artistiek adjunct-directeur van het Hongaarse Staatstheater in Cluj, Roemenië. Maar het afgelopen jaar, dat door de Hongaarse Gereformeerde Kerk tot ‘Jaar van het Levende Woord’ was uitgeroepen, sloeg hij de profetenmantel om. En dat niet als toneelspel.
Kritisch volger

Visky geldt binnen de Hongaarstalige wereld als een gerenommeerde persoonlijkheid. Hij werd in 1957 geboren als zoon van een predikant die door het communistische regime ernstig werd vervolgd. Zijn ervaringen uit die tijd vormen een terugkerend thema in zijn werk, waarin menselijk lijden, verlossing en vrijheid centraal staan.
Het ‘Jaar van het Levende Woord’ was een initiatief van de Hongaarse Gereformeerde Kerk om het belang van het Woord van God opnieuw te benadrukken in het leven van gelovigen en de kerkelijke gemeenten. Doel was niet alleen om bijbelstudie en persoonlijke devotie te bevorderen, maar ook om een breed proces van geestelijke vernieuwing te stimuleren.
Visky werd aangewezen als ‘beschermheer’ van het initiatief. Hij geldt als een kritisch volger van de ontwikkelingen in zijn kerk, maar hij doet dit niet als een zure buitenstaander. De Hongaarse Gereformeerde Kerk is echt zijn kerk en zijn optreden ademt liefdevolle betrokkenheid.
In het kader van het jaarthema trad Visky bij verschillende publieke manifestaties op. Telkens stelde hij scherpe vragen bij de huidige stand van zaken binnen de kerk en riep hij op tot fundamentele zelfreflectie.
Klerikalisering
Daarbij nam hij zijn uitgangspunt in het boek van de profeet Joël die klaagt over de verwoesting van het land en daarbij de priesters oproept te huilen in de tempel. ‘Deze oproep is vandaag de dag even relevant als toen. De kerk moet zichzelf onderzoeken, haar roeping herontdekken en afzien van het nastreven van wereldse successen.’
Hij stelde dat de kerk vaak te veel gefocust is op haar organisatorische en politieke invloed, terwijl de geestelijke dimensie op de achtergrond is geraakt. ‘We vieren onze gebouwen, onze subsidies en onze maatschappelijke positie, maar vergeten dat zonder de kracht van het levende Woord deze slechts lege vormen zijn. Waarom lijken kerkelijke leiders steeds meer op CEO’s en steeds minder op geestelijke herders? (…) Machtstechnieken bepalen de interne, maar uiteindelijk voor ons allen zichtbare, kerkelijke verhoudingen. Wraak, afrekeningen, het vereffenen van rekeningen, het eisen van loyaliteit. Wraak nemen, het liefst door er publiek uiting aan te geven, het is een puur machtsinstrument, en ik denk niet dat iemand het niet herkent.
Volgens Visky komt het erop aan de structuur van de kerk met haar bisschoppelijke systeem en hiërarchische verhoudingen zelf tegen het licht te houden: ‘Ten diepste heeft de kerk in het verleden gekozen voor re-katholisering en een ongekende, niet uit haar leer voortvloeiende klerikalisering.’
Concreet pleitte hij voor een scheiding tussen geestelijk en wereldlijk leiderschap binnen de kerk. ‘Laat wereldlijke leiders (Visky duidt op de lekenbestuurders die de Hongaarse kerk kent naast de geestelijke leiders, red.) de kerk vertegenwoordigen in de publieke ruimte, zodat geestelijke leiders zich kunnen wijden aan hun geestelijke roeping. Zonder deze scheiding dreigt de kerk haar missionaire kracht en profetische stem te verliezen.’