We schrijven 2017. Achter in de Basiliek van Onze Lieve Vrouw Tenhemelopneming in hartje Zwolle (de kerk met de gezichtsbepalende Peperbustoren) vertelt dr. János Hermán aan zijn schoonzoon het levensverhaal van de man voor wiens reliekschrijn ze op dat moment staan: Thomas à Kempis. Met luide stem, forse armgebaren én in het Hongaars, hun beider moedertaal.
Al gauw blijven er wat mensen staan luisteren. Hongaren dus. Ze zijn, zo blijkt, net als de beide mannen gereformeerd en herkennen in ds. Hermán direct de dominee. Het gesprek komt al gauw op het ontbreken van de mogelijkheid om ‘s zondags Hongaarstalige kerkdiensten te bezoeken. Ds. Hermán ziet er een vingerwijzing in. Het is het begin van de Hongaarse Gereformeerde Gemeente in de Overijsselse hoofdstad, die inmiddels nu al zeven jaar maandelijks kerkdiensten belegt in de Lutherse Kerk aldaar.
Ds. Hermán (77), die geldt als een grand old man binnen de Hongaarse gereformeerde gemeenschap in ons land, heeft bijgehouden hoeveel mensen de diensten jaarlijks hebben bijgewoond: het zijn er meer dan 500. Elke maand komen dus zo’n 30 à 40 kerkgangers naar de middagdienst in de kleine Lutherse Kerk naast Museum De Fundatie.
Hermán zelf ging er voor, maar toen ds. Csongor Kelemen predikant werd op Urk, is hem gevraagd ook als predikant op te treden van de Zwolse gemeente. Ook gaan predikanten van buiten voor, onder wie theologen uit Hongarije of Roemenië die op uitnodiging van Stichting Fundament een jaar lang in Nederland studeren.
Op gepaste wijze

Nu is die typering ‘Hongaarse gereformeerde gemeenschap’ wat flatteus. In Nederland wonen zo’n 30.000 Hongaarstaligen, van wie naar schatting zo’n 2500 zichzelf als hervormd of gereformeerd afficheren. Er zijn Facebookgroepen waarin een deel van hen contact met elkaar heeft. En daarnaast worden er net als in Zwolle in Rotterdam, Amsterdam, Vianen en Den Haag meestal eenmaal per maand Hongaarstalige diensten gehouden. Ze worden bediend door vijf predikanten, die er allen een andere, reguliere baan naast hebben. ‘Diasporagemeenten’ noemen ze zichzelf en dat typeert hun situatie goed: natuurlijk zijn er onderlinge contacten en relaties, maar van een geordende structuur is niet echt sprake.
En juist dat was eind vorig jaar voor ds. Hermán en een aantal geloofsgenoten aanleiding voor het organiseren van een driedaagse conferentie in Zwolle over gemeenteopbouw onder de titel ‘De kerk in de diaspora’. Motto was 1 Kor. 14:40: ‘Laat alle dingen op een gepaste wijze en in goede orde gebeuren.’ In lezingen en discussiegroepen werden de mogelijkheden voor een hechtere contactoefening besproken. Het leidde (nog) niet tot concrete afspraken, maar toen ds. Hermán tegen het einde van de conferentie de aanwezigen vroeg bij handopsteken aan te geven of daar voortaan wel aan gewerkt zou moeten worden, gingen alle handen omhoog.
Gevlucht
Ds. Hermán zelf stamt uit de Hongaarstalige minderheid in Roemenië, waar hij in 1973 de Nederlandse (vrijgemaakt-gereformeerde) Hannie Mostert leerde kennen. Hij is inmiddels meer dan 50 jaar met haar getrouwd. In Roemenië studeerde hij theologie aan het Theologisch Instituut van de Hongaarse Gereformeerde Kerk in Kolozsvár (Cluj Napoca) en aan de Roemeens-orthodoxe theologische faculteit in Boekarest. Als predikant diende hij er drie gemeenten. Inmiddels bereidde hij ook een promotie voor op het leven en werk van de Poolse reformator Johannes à Lasco, die een groot deel van zijn leven als vluchteling in het buitenland (o.a. in Emden en Londen) doorbracht. In het kader van die studie volgde hij in 1980-1981 bij de hoogleraren U. Gäbler en C. Augustijn drie postacademische semesters over de Nederlandse en Poolse reformatie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Dat kwam hem in die zin duur te staan, dat het regiem van de communistische dictator Nicolae Ceaușescu hem na terugkeer het leven zuur maakte: onder zijn gemeenteleden verspreidde de geheime dienst het verhaal dat hij zijn verblijf in Amsterdam te danken had gehad aan medewerking met deze beruchte Securitate. János en Hannie vluchtten met hun kinderen in 1983 naar Nederland.
Door bemiddeling van dr. Hebe Kohlbrugge, verzetsstrijdster tijdens de Tweede Wereldoorlog en later actief voor christenen in Oost-Europa, o.a. als bijbelsmokkelaar, werd János predikant van de hervormde gemeente van Ouwsterhaule-Scharsterbrug, in Friesland, die hij zes jaar diende. In 1992 promoveerde hij summa cum laude tot doctor in de theologie aan de Károli Gáspár Universiteit in Boedapest op leven en werk van Á Lasco.
Al tijdens en zeker na zijn Friese periode bleef de focus van zijn werk gericht op de kerken in Hongarije zelf en de Hongaarse diaspora in het buitenland. Zo diende hij enige tijd in de Hongaarse Gereformeerde Kerk in Londen en organiseerde hij diensten in Luik en Brussel. In Groningen gaf hij onderwijs in de Hongaarse kerkgeschiedenis aan de Faculteit Geesteswetenschappen van de universiteit aldaar, in Komárom (Hongarije) doceerde hij kerkrecht aan de theologische academie en vanaf 2000 trad hij op als docent kerkgeschiedenis aan de Partium Christelijke Universiteit in Várad (Oradea) in Roemenië, een Hongaarstalig oecumenisch initiatief van gereformeerden en rooms-katholieken.
Hiërarchie

Al die tijd had vooral de Hongaarse gemeenschap in Nederland zijn hart. Dat woord ‘gemeenschap’ klinkt nogal massief. Té massief, vindt ds. Hermán. Zeker ook als het gaat om het gereformeerde smaldeel daarin. ‘Natuurlijk zijn er onderling vele contacten en banden, maar van een regulier kerkelijk leven was lange tijd geen sprake. Een centrale rol speelde vele jaren de bekende predikant István Tüski, die in 1948 voor studie naar Nederland kwam en die in 2010 op 86-jarige leeftijd overleed. Maar het kerkelijk werk bleef allemaal wat vrijblijvend en ook vaag. Er zijn stemmen die beweren dat vooraanstaande mensen binnen de Wereldraad van Kerken er in die tijd bewust op aandrongen hier in Nederland niet tot een geregelde kerkelijke organisatie te komen, omdat dit de communistische autoriteiten thuis mogelijk zou irriteren en tot repercussies zou leiden voor de kerken daar.
Hoe ook, van enige organisatie was geen sprake. Wát er gebeurde was verbonden met het optreden van met name Tüski en enkele anderen, en vage stichtingen waren de hoogste organisatievorm. Dat sloot ook wel aan bij het hiërarchische denken dat in de Hongaarse kerken gemeengoed is: de dominee is de kerk. Door mijn werk binnen een Nederlandse gemeente en mijn contacten hier, o.a. met Stichting Fundament, kreeg ik langzamerhand meer oog voor de noodzaak van openheid en heldere structuren. Te beginnen met de kerkenraad. Hier in Zwolle hebben we nu ouderlingen en diakenen en in Amsterdam en Rotterdam zijn nu ook ouderlingen benoemd.
Het zou goed zijn wanneer het gereformeerd kerkrecht met zijn nadruk op de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente en de primaire rol van de kerkenraad, en dus niet de dominee, meer gestalte zou kunnen krijgen in ons kerkelijk werk. Terwijl er van daaruit ook meer sprake zou moeten zijn van kerkverbandelijke samenwerking tussen de plaatselijke gemeenten. Ik denk dat de opgestoken handen op de conferentie in Zwolle daartoe een goede aanzet kunnen geven en ik bid dat dit een gezegend vervolg krijgt. De kerk mag niet afhankelijk zijn van een ‘kerkvader’ of een ‘heilige gek’, zoals ze mij afwisselend wel eens genoemd hebben.’
Hij mag dan 77 jaar oud zijn, János Hermán, als hij spreekt over dit toekomstvisioen schitteren zijn ogen, verheft zich zijn stem en worden zijn armzwaaien breder. Zeker als hij er zijn diepste wens aan toevoegt: dat er ergens in het midden van het land ten minste één kerkgebouw komt, waar elke zondag de deuren opengaan voor een Hongaarstalige dienst. Zoals in Londen en elders in de wereld. ‘Er zijn nota bene zeker vier Roemeens-orthodoxe parochies in Nederland. Zou één Hongaarse kerk dan niet kunnen?’