Hij leest nog steeds Nederlands en een gesprekje in onze taal gaat hem ook nog redelijk af: Péter János Makkai studeerde in 2001-2002 op uitnodiging van Stichting Fundament een jaar lang theologie in ons land. Deels aan de Theologische Universiteit in – toen nog – Kampen, deels aan die in Apeldoorn. Hij is predikant in de Hongaars-Gereformeerde Kerk in Roemenië, maar diende ook twee jaar als staatssecretaris sociale zaken in de regering van dat land.
Het was niet willekeurig dat hij voor deze portefeuille werd aangezocht: eigenlijk staat zijn hele loopbaan in het teken van de bestrijding van de schrijnende armoede in deze EU-lidstaat. Hij was en is betrokken bij instellingen voor zorg aan kinderen, ouderen en gehandicapten. Zo richtte hij in 2008 de stichting Diakónia St. Georghe op, die in de regio Covasno in midden-Roemenië zorg draagt voor beschermde woonvormen en arbeidsplekken voor mensen met een beperking. Makkai is er directeur van. En sinds 2023 is hij als leidinggevende verbonden aan de Romazending van de Hongaarse Gereformeerde Kerk: hij traint predikanten voor het werk onder deze bevolkingsgroep, preekt regelmatig voor Roma en coördineert het maatschappelijk werk.
Een Hongaarstalige dominee in de Roemeense regering lijkt een opmerkelijk fenomeen. Maar in Roemenië zelf is men sinds jaar en dag gewend aan Hongaarstaligen in de regering. Kort na de revolutie van 1989, waarbij het communistische bewind ten val kwam, richtten de Hongaarstaligen in Transsylvanië een eigen partij op: de Uniunea Democrata Maghiara din Romania (UDMR), die sindsdien bijna onafgebroken heeft deelgenomen aan regeringscoalities. En zo kon Péter Makkai van 2021 tot 2023 optreden als staatsecretaris.
Geen gunst, maar recht
Op de onlangs gehouden tweede internationale conferentie van het CPOE in Cluj Napoca (lees meer daarover elders in deze nieuwsbrief) verzorgde hij een plenaire presentatie over onder meer de ontwikkelingen op het gebied van armoedebestrijding in zijn land. Inwoners van de rijkere EU-lidstaten kijken er vaak een beetje vreemd tegen aan, maar in een land als Roemenië heerst nog pure armoede. Sterker nog: het is de armste lidstaat, op enige afstand gevolgd door Bulgarije, Spanje en Portugal. Volgens recente EU-cijfers leeft 34% van de Roemenen (6,5 miljoen mensen) op de grens van de armoede, ruim 4 miljoen van hen zit onder die grens. En van hen behoort een belangrijk deel tot de Roma-minderheid.
Weliswaar is er sprake van verbetering, mede door EU-bijdragen, maar het gaat volgens Makkai veel te traag: ‘Het sociale stelsel in Roemenië is een groot schip dat maar langzaam in een andere richting geduwd kan worden. Een belangrijke boosdoener is de bureaucratie. Want de wetgeving is op zich niet verkeerd, maar het schort aan de correcte toepassing ervan.’ Makkai kan zich er boos over maken: ‘Er zijn hulpverleningsinstanties die omkomen in het administreren, soms maakt het invullen van formulieren meer dan de helft van hun tijd uit.’
Daar komt bij dat de regering zich lange tijd heeft onttrokken aan haar plicht om voldoende sociale zorg te bieden aan behoeftigen. Makkai heeft tijdens zijn staatssecretariaat geprobeerd en duwtje in de goede richting te geven en er is langzamerhand iets van verbetering merkbaar, maar het gaat allemaal uiterst langzaam. Christelijke hulpverleners moeten zich bewust zijn dat zij voor hun werk recht hebben op subsidies. En hun partnerorganisaties in Nederland kunnen hen daarbij ondersteunen, liever dan dat zij zelf alleen maar financieel blijven bijspringen. ‘Subsidiëring van sociale activiteiten door de overheid is geen gunst, maar een wettelijk vastgelegd recht.’
Hulp aan Roma historische correctie
Tijdens zijn presentatie in Cluj vroeg Péter Makkai speciale aandacht voor de situatie van de Roma in zijn land. Zij zijn van alle armen het meest getroffen. Van de 1,5 miljoen Roma leeft 80% onder armoedegrens.
Overheidssteun aan hen ligt gevoelig in Roemenië en roept bij veel mensen ergernis op. Toch is de hulpverlening aan deze bevolkingsgroep geen gunst, maar een ‘historische correctie’, vindt de ex-staatssecretaris, die nu het werk van de Hongaars-Gereformeerde Kerk onder de Roma leidt. Tijdens het communistisch bewind werden dorpsbewoners gedwongen naar de industriesteden te verhuizen. Daar kregen ze gratis huisvesting. Na de revolutie van 1989 konden de bewoners hun flats voor een appel en een ei kopen. Die huizen worden nu verkocht voor enkele tonnen. De Roma daarentegen werden door de communisten gedwongen achter te blijven op het platteland, waar ze nodig waren voor de landbouw. Het zette hen enorm op achterstand. ‘Dit is historisch onrecht, dat nu rechtgezet dient te worden.’