Het zijn binnen de wereld van het internationale ontwikkelingswerk drie letters die je daar niemand meer hoeft uit te leggen: LRM. Ze staan voor Local Resource Mobilization. Doel: mensen die vroeger afhankelijk waren van hulp uit het westen, proberen te brengen tot het ontdekken en inzetten van lokale mogelijkheden en middelen. LRM is Arendje Menkveld als coördinator van de CPOE, het Christelijk Platform Oost-Europa, inmiddels op het lijf geschreven. ‘Ons uitgangspunt is: we moeten proberen onszelf overbodig te maken.’

‘Ons’, dat zijn dan zo’n veertig stichtingen, verenigingen, commissies en werkgroepen van allerlei kleur en omvang die zich in 2012 verenigden in het CPOE. Dat gebeurde op suggestie van Esmée Wiegman, voormalig Kamerlid voor de ChristenUnie. Meer samenwerking of op z’n minst afstemming tussen de tientallen grote, maar vaak ook kleine landelijke en plaatselijke organisaties die zich in christelijk Nederland bezighielden met hun geloofsgenoten in Oost-Europa, leek niet geheel overbodig. Al was het alleen maar om dubbel werk te voorkomen. En om van elkaar te leren. Het CPOE werd geboren.

In juni van dit jaar hield het CPOE een internationale bijeenkomst met zo’n 100 deelnemers uit Oost- en West-Europa in Cluj Napoca (Roemenië). Hier een deel van hen voor het gebouw van de Hongaarstalige universiteit in die plaats.

Van Gergem tot Pinksteren
Het nieuwe platform vond min of meer natuurlijk onderdak bij de vereniging Prisma. Die was vijftien jaar daarvoor al opgericht met een soortgelijke doelstelling, alleen dan in het bredere veld van wereldwijde ontwikkelingssamenwerking en diaconaat. Er zijn eenentwintig christelijke organisaties bij aangesloten. Het CPOE ging er in 2012 onderdeel van uitmaken.
Een opvallend kenmerk van moeder en dochter is de breedte qua kerkelijke achtergrond en samenstelling. Wat de CPOE betreft loopt dat om zo te zeggen van Gereformeerde Gemeenten tot Pinksteren. De grootste deelnemers zijn Dorcas, het Leger des Heils, Kom over en help, Hulp Oost-Europa, Kerk in Actie en de Gereformeerde Zendingsbond. Ook Stichting Fundament is lid. Daarnaast zijn er talrijke kleinere, regionale of plaatselijke organisaties betrokken. Zoals de Commissie Hongarije-Roemenië van de Hervormde Gemeente in Sliedrecht, om een willekeurig voorbeeld te noemen.
Dat die samenwerking over kerkelijke grenzen mogelijk is gebleken, heeft veel te maken met de beperkte doelstelling van het platform. In de woorden van Arendje Menkveld: ‘Als CPOE willen we slechts bijdragen aan meer samenwerking tussen deelnemers en lokale partners waarbij zelfredzaamheid in Oost-Europa voorop staat.’

LRM
Arendje (54) is de enige betaalde (parttime) kracht binnen het CPOE. Ze is afkomstig uit het Friese Wijnjewoude. Na haar opleiding als secretaresse trad ze in dienst bij Dorcas, waar ze de persoonlijk assistent werd van oprichter en toenmalig directeur Dirk Jan Groot. Later vervulde ze diverse functies, o.a. op de programma-afdeling van deze organisatie, en bezocht zij verschillende malen Oost-Europa. Dorcas heeft daar enkele lokale landenkantoren, die vanuit Nederland advies en ondersteuning krijgen. De organisatie paste in de loop der tijd haar manier van werken aan: in plaats van directe ondersteuning aan kwetsbare gezinnen en ouderen werd er gaandeweg meer nadruk gelegd op structurele oplossingen die leiden naar meer zelfredzaamheid van gemeenschappen.
Niet alleen bij Dorcas, maar evenzeer bij het CPOE, waar Arendje in 2018 als coördinator in dienst trad, veranderde gaandeweg de werkwijze en kwam de nadruk steeds meer te liggen op het creëren van minder afhankelijkheid. Een tweede speerpunt is het aansluiten bij en mobiliseren van hulp door lokale overheden ter plekke. Dat dit laatste niet altijd meevalt, blijkt uit het gesprek (elders in deze nieuwsbrief) met de Roemeens-Hongaarse predikant en voormalig staatssecretaris voor sociale zaken in de Roemeense regering Péter János Makkai.
De nadruk op het verminderen van de afhankelijkheid van de hulpontvangers is al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw een hot topic in de wereld van ontwikkelingssamenwerking en hulpverlening, vertelt Arendje, die deze ontwikkeling zelf grotendeels heeft meegemaakt. Gaandeweg is die benadering meer en meer staande praktijk geworden in de kring van de christelijke hulpverlening. Daarbij gaat het om minder afhankelijkheid en het benadrukken van het wederzijdse karakter van de contacten. Met andere woorden: het westen moet zich openstellen voor input en kritiek vanuit het oosten. Ook theologisch, politiek of ideologisch. In de praktijk is dat laatste echter vooralsnog veelal nog theorie, al was het alleen maar omdat verreweg de meeste deelnemers in het CPOE zich niet zozeer bezighouden met geestelijk/theologische, laat staan met politieke of ideologische thema’s, maar met hulp aan behoeftigen.
Toch, zo benadrukt Arendje, is er zeker meer en meer sprake van ‘wederkerigheid’: ‘Lokale hulpverleners, die steun ontvangen vanuit het westen, aarzelen bijvoorbeeld steeds minder andere keuzes te maken dan wij en er vindt in toenemende mate vice-versa geestelijke toerusting plaats. Dat is niet langer eenrichtingsverkeer. En dat is precies wat wij en zij willen: geen relatie ouder-kind, maar zuster-broer.’
Het CPOE heeft een eigen ‘LRM-programma’ ontwikkeld, dat aanvankelijk werd verzorgd door trainers uit het westen, maar nu voor een belangrijk deel is overgenomen door lokale collega’s. ‘Het resultaat is dat nu al meer dan honderd mensen de training hebben gevolgd. En dat werpt zijn vruchten af.’

Arendje Menkveld coördineert het werk van het CPOE.

Geen Hamas, maar Shalom
Een belangrijke stimulans in deze ontwikkeling ging uit van een eerste internationale CPOE- conferentie, die in 2017 in Cluj-Napoca in Roemenië werd gehouden en waaraan werd deelgenomen door mensen uit zowel West-, als Oost-Europa. Daar bleek dat lokale mensen en organisaties in het oosten zich niet meer zo gauw laten voorschrijven wat ze moeten doen of laten. Dat klinkt nogal massief en strijdbaar, maar Arendje benadrukt dat de gedachtenwisseling en strategiebepaling telkens plaatsvonden in een hartelijke, broederlijke en zusterlijke sfeer.
En datzelfde gold voor de tweede internationale bijeenkomst, die van 12 tot 14 juni van dit jaar opnieuw in Cluj werd gehouden en waaraan werd deelgenomen door zo’n honderd betrokkenen bij armoedebestrijding en hulpverlening in Oost-Europa. Een kwart was afkomstig uit Nederland, de rest kwam uit negen Oost-Europese landen. Ook Stichting Fundament behoorde tot de deelnemers.
De conferentie had als thema ‘Inspiratie voor verandering, samen verder in geloof’ en vond plaats in een hotel in Cluj Napoca.
Karst de Vries, oud-directeur van Kom over en help (met name werkzaam binnen de kring van de Gereformeerde Gemeenten) en voorzitter van het CPOE, werkte dat thema in zijn openingstoespraak uit. Hij koos zijn uitgangspunt in Exodus 14. Daar houdt Mozes de Israëlieten voor dat ze, als ze voor de Schelfzee staan en de Egyptenaren naar hen oprukken, niet bang moeten zijn, maar in geloof verder moeten gaan: ‘de Heer zal voor jullie strijden.’ De Vries betrok dat op het werk in Oost-Europa, waar mensen niet zelden met tegenslagen te maken hebben. ‘Soms gaat het om tegenwerking door overheden, soms zijn onze partners zo ondankbaar. Alles wat we doen in de naam van Jezus roept weerstand op. Maar laten we voortgaan in geloof. Niet Hamas (geweld) heeft het laatste woord, maar Shalom (vrede).’
In plenaire bijdragen, maar niet minder in een brede waaier aan deelsessies, werd de actuele stand van zaken uitgewerkt. Daarin ging het onder andere over de beroerde positie van de Roma-minderheden in de diverse landen, over de strijd tegen armoede en mensenhandel, gehandicaptenzorg tot en met de vraag: hoe zet je om de lokale gemeenschap te versterken plaatselijke ondernemingen op.
‘Die mensenhandel, met name vanuit landen als Albanië en Roemenië’, vertelt Arendje, ‘was overigens een zaak die nooit zo sterk voor de aandacht stond bij onze partners in Oost-Europa. Die onttrok zich veelal aan hun blikveld, omdat het gaat om vrouwen die hier in het westen tot prostitutie worden gedwongen. Inmiddels is dat veranderd, mede omdat wij vanuit het westen er aandacht voor vroegen. Tijdens de conferentie bleek uit een bijdrage van het Leger des Heils uit Boekarest dat men er inmiddels zelf van overtuigd is dat het hier gaat om een groot probleem en is men zelf aan de gang gegaan bij de bestrijding ervan. Ook dat is een vorm van ’wederzijds’.’

Groepsfoto van de deelnemers aan de tweede internationale conferentie van het CPOE in Roemenië. Driekwart van hen was afkomstig uit negen Midden- en Oost-Europese landen. Een kwart kwam uit Nederland.

Roemeens pesterijtje?
Hoewel het CPOE zijn leden niet de wet wil voorschrijven en primair faciliterend bezig wil zijn, ‘stelt de organisatie soms wel vragen’, zoals Arendje het formuleert. ‘Wij willen niemand voor de voeten lopen, maar als er bijvoorbeeld scheefgroei dreigt, dan stellen we dat wel aan de orde.’ Als voorbeeld noemt zij kledingtransporten naar Roemenië. Die zijn in toenemende mate een probleem geworden, vanwege tegenwerking door de Roemeense douane. ‘Wij proberen momenteel uit te zoeken in hoeverre daarbij sprake is van een politieke actie: mede door Nederland is het Roemenië niet gelukt toegelaten te worden tot de Schengenlanden en zou dit een pesterijtje zijn van de kant van de autoriteiten. Of gaat het om reële bezorgdheid aan Roemeense kant: behalve goedwillende hulporganisaties zouden er namelijk commerciële partijen zijn die waardeloze kledingafval op deze manier gratis in het land dumpen. Bovendien worden Roemeense bedrijven en winkels soms beconcurreerd doordat westerse goederen tegen dumpprijzen op de markt worden gebracht. Door zo’n ontwikkeling te analyseren kunnen de deelnemers geholpen worden beleid te maken op dit punt.’
Ook ten behoeve van de eigen deelnemers is het CPOE dus actief. Niet in de laatste plaats door middel van projectgroepen, waarin deelnemers ervaringen en informatie uitwisselen. Zo zijn er groepen over onder meer mensenhandel, de Roma, Oekraïne, de rol van de kerk in Oost-Europa en kinderbescherming. De organisatie heeft verder een basistraining ontwikkeld voor mensen die aan de slag willen of al werkzaam zijn in Oost-Europa. Door middel van bijeenkomsten in eigen land worden bovendien met medewerking van (vaak externe) deskundigen relevante thema’s op professionele wijze uitgediept.

‘s Middags de vrijgemaakten, ‘s avonds de bonders

Veel ‘Oost-Europawerk’ stamt uit de tijd van de Koude Oorlog, toen de meeste landen in Midden- en Oost-Europa vazallen waren van de Sovjet-Unie. Het onderhouden van de contacten met geloofsgenoten in het oosten en zeker de bezoeken die aan hen gebracht werden, vereisten op z’n minst omzichtig handelen en vaak regelrechte geheimhouding. Dat leidde ertoe dat vooral de kleinere organisaties, veelal gerelateerd aan plaatselijke kerkelijke gemeenten, niet of nauwelijks van elkaars bestaan op de hoogte waren. Niet in Nederland, maar ook niet als ze op reis waren in het oosten zelf. Dat er dus nogal eens langs elkaar heengewerkt werd, of dubbele hulp werd geboden, lag voor de hand.
Klassiek is de anekdote over een Hongaarse dorpspredikant die ‘s morgens een delegatie van een plaatselijke Gereformeerde Gemeente ontving, vervolgens ‘s middags hun vrijgemaakte broeders en zusters verwelkomde om ‘s avonds nog de deur te openen voor een groep Gereformeerde-Bonders.
Die tijd is grotendeels voorbij. Niet alleen omdat vandaag veelal in openheid kan worden gewerkt, maar ook omdat de kerkelijke messen in Nederland minder scherp geslepen worden.
Zeker zo’n kwart eeuw na de val van de Muur was de tijd daarom rijp om elkaar tot een hand en een voet te zijn.


Vergrijzing

Kan het werk in en ten behoeve van Oost-Europa in de toekomst blijven rekenen op voldoende steun vanuit de christelijke achterban? Arendje Menkveld onderkent dat hier mogelijk een gevaar dreigt: nogal wat organisaties draaien op oudere enthousiastelingen die voor een deel nog de situatie onder het communisme hebben meegemaakt. Punt van aandacht dus: hoe krijg je nieuwe generaties geïnteresseerd in dit werk? Maar er zijn volgens haar ook hoopgevende tekenen: vanuit nogal wat plaatselijke gemeenten worden regelmatig uitwisselingskampen voor jongeren van hier en daar georganiseerd, die kweekplaatsen kunnen zijn voor toekomstige werkers. ‘Daar komt bij dat wie rondkeek in de conferentiezaal in Cluj, onder de driekwart van de aanwezigen die uit Oost- en Midden-Europa afkomstig waren, in grote meerderheid juist jongeren zag. En wat nog belangrijker is: hoewel landen als Roemenië en Bulgarije lid zijn van de EU, zijn de armoede en gebrek aan fundamentele voorzieningen voor juist de allerzwaksten er nog steeds zó groot, dat we gewoon niet mógen stoppen. Om nog maar te zwijgen over Oekraïne. Aandacht voor en hulp aan Oost-Europa mag geen hobby zijn van een vergrijsde groep enthousiastelingen.’

In gesprek over een ‘cultuur in verval’

John de Leeuw

John de Leeuw uit Amersfoort neemt namens Stichting Fundament deel in de CPOE-projectgroep ‘Rol van de kerk’. Die probeert onder meer in gesprek te gaan met leden van kerken in Oost-Europa, onder wie vooral predikanten en theologen.
‘De verschillen tussen oost en west zijn de laatste decennia toegenomen: theologisch, cultureel, politiek en ideologisch’, constateert De Leeuw. ‘Dat merken we in onze contacten. Vorig jaar maart bijvoorbeeld hielden we als projectgroep een digitale conferentie met theologen uit Oost-Europa. Daar confronteerde de Hongaarstalige gereformeerde predikant István Visky uit Oradea (Roemenië) ons Nederlanders met zijn (en volgens hem in het oosten breed gedeelde) visie op West-Europa. Volgens hem is de cultuur in het westen een cultuur in verval. Hij expliciteerde dat niet, maar daarbij denkt hij ongetwijfeld aan zaken als individualisme, zelfbeschikking, gender, woke en andere vooral ethische ontwikkelingen. Daarbinnen zou de kerk volgens hem een contrastgemeenschap moeten vormen, die de moed toont om anders te zijn. En die moed ontbreekt volgens hem vaak. Christenen in Oost-Europa zouden hun Westeuropese geloofsgenoten daarin kunnen helpen.
Nu is niet elke Oost-Europese gesprekspartner zo uitgesproken als István. Maar het laat wel zien hoezeer het vroegere eenrichtingsverkeer van west naar oost heeft plaatsgemaakt voor meer zelfbewustzijn in het oosten en een grotere mate van wederkerigheid. De discussie die op zijn bijdrage volgde, was open en liet een grote bereidheid zien om echt naar elkaar te luisteren en van elkaar te leren.’