Toneel en theologie spelen een dubbelrol in het leven van Csongor Kelemen. Links: Csongor in zijn (Hongaarse) toga in de Bethelkerk op Urk. Rechts is hij te zien tijdens een voorstelling van een stuk van de Zweedse toneelschrijver August Strindberg in Cluj.
Stichting Fundament heeft een nieuw bestuurslid: ds. Csongor Kelemen uit (of, zoals ze daar zelf zeggen: van) Urk. Zijn naam en zijn woonplaats vormen een opvallende combinatie. En inderdaad: te midden van een overvloed aan Kramers, Romkes-sen, Hakvoorts en nog zo wat typische Urker namen, is er slechts één Kelemen. En dan is-t-ie ook nog gewoon predikant op het voormalige eiland.
Het is dan ook op z’n minst opmerkelijk hoe deze van oorsprong Hongaarstalige Roemeense predikant hier terechtkwam. En hoe zijn leven al zo’n beetje vanaf zijn geboorte was verbonden met de stichting die hij nu gaat meebesturen.
Csongor Kelemen werd in 1986 geboren in Cluj Napoca (Hongaars: Kolozsvár) in het noordwesten van Roemenië, waar een grote Hongaarstalige minderheid woont. Zijn vader Attila was er predikant in de Hongaarse Gereformeerde Kerk in Teius (Hongaars: Tövis). Het was de periode van hevige repressie door het communistische regiem, die eindigde met de revolutie van eind 1989 en de publieke executie van de dictator Nicolae Ceaușescu en zijn vrouw Elena. De beelden daarvan staan bij menige westerse televisiekijker uit die dagen nog helder op het netvlies, maar Csongor herinnert het zich alleen nog vaag. Als driejarige had hij uiteraard andere dingen aan het hoofd, al zijn er wel flarden van herinnering aan de beroerde levensomstandigheden in die dagen, de lange rijen voor de levensmiddelenwinkels en de buurvrouw, die later een ‘informele medewerker’ van de Securitate, de geheime politie, bleek. Csongor en zijn oudere broertje werd ingeprent dat ze niets tegen haar mochten zeggen, als hun ouders weer eens ‘gasten’ over de vloer hadden. En dat gebeurde met grote regelmaat. Voor zo’n 95% waren dat Nederlanders en verder een enkele Zwitser.
‘Zó was ik dus eigenlijk van binnen. Helemaal niet dat keurige jongetje dat altijd zo netjes binnen de lijntjes kleurde en van zichzelf dacht dat hij echt zo was.’
Csongors vader maakte deel uit van een kring vertrouwelingen rond de predikant Dobri János, die veel contact hadden met Nederlandse geloofsgenoten. Stichting Fundament bestond nog niet, maar de ‘werkers’ die haar later, na de Wende, zouden oprichten, hadden toen al talloze voetstappen in de Hongaarstalige gebieden liggen. Ze onderhielden persoonlijke contacten, organiseerden samen met de Hongaarstalige geloofsgenoten ‘conferentiereizen’ en smokkelden grote hoeveelheden Bijbels, theologische en geestelijke lectuur de grens over. Vooral naar Roemenië, waar een grote Hongaarstalige minderheid woonde en dat naast Oekraïne gold als een van de ‘moeilijke gebieden’. Hongarije zelf was veel toegankelijker.
De Mirt
Hoewel zijn geboorteland na 1989 snel ‘openging’, betekende dat niet dat de levensomstandigheden ook snel verbeterden. De ondersteuning vanuit Nederland werd nu breder van opzet en kwam in de vorm van hulpgoederen ook uit bredere kring. Het gezin Kelemen vormde een van de knooppunten, van waaruit de hulp verder werd gedistribueerd.
Csongor in zijn studeerkamer met op de achtergrond een foto van hem en zijn vrouw tijdens hun huwelijksfeest in Cluj.
De verhuizing naar Kampen bracht mee dat Csongor eerder een Nederlandse dan een Roemeense school bezocht. Hij werd ingeschreven voor groep 1 van De Mirt, de gereformeerde basisschool in Kampen waar in de loop der jaren veel kinderen van Hongaarstalige predikanten les zouden krijgen. Met als gevolg dat Csongor eerder Nederlands sprak dan Roemeens. Vader Attila Kelemen fungeerde niet alleen als een soort coördinator voor de verdeling van de hulp uit Nederland, maar hij bezocht ons land na zijn eerste verblijf in Kampen nog verschillende malen. Tot op vandaag is hij actief voor Fundament. De Stichting verleent namelijk al jaren financiële steun aan theologische studenten in Cluj die wel graag willen studeren, maar vanwege armoede thuis over onvoldoende middelen beschikken.
Het is een soort aanvullende studiebeurs waarvan de toekenning door Attila Kelemen wordt gecoördineerd.
Tijdens een bezoek in 2005 van een jongerengroep uit de Gereformeerde Kerk (nu PKN) van Urk leerde Kelemen ook zijn latere vrouw kennen: Alie van den Berg. Het was voor Csongor liefde op het eerste gezicht. ‘Zeven jaar hadden wij een afstandsrelatie’, zegt Csongor. En hij voegt eraan toe: ‘Zeven jaar maal tweeduizend kilometer. Dan weet je hoe lang het is.’ In 2013 trouwden zij op Urk en in Cluj. Samen hebben ze drie kinderen. Alie werkt behalve in haar gezin twee dagen per week als onderwijzeres op een basisschool.
Theologie en toneel
Het levensverhaal van Csongor Kelemen is nog in een ander opzicht opmerkelijk. Want hij mag dan nu predikant zijn, het had niet veel gescheeld of hij was acteur geworden. Nadat hij op 18-jarige leeftijd zijn middelbare school had afgerond, wilde hij graag theologie gaan studeren. Maar zijn vader adviseerde hem daar nog even mee te wachten en eerst iets anders te gaan doen. ‘Hij vond mij kennelijk nog niet rijp genoeg.’
Csongor koos voor de toneelacademie: een driejarige opleiding aan de Babes-Bolyai Universiteit in Cluj. Acteren zat hem in het bloed, al had hij op dat moment geen plannen om daadwerkelijk het toneel op te gaan. Zijn uiteindelijke doel was om na de toneelstudie alsnog theologie te gaan doen. Maar op de academie kreeg hij de smaak zo te pakken dat hij na afloop van de driejarige studie sterk overwoog om toch voor het toneel te kiezen. Maar het theater in Cluj was in die jaren zo overbezet, dat hij weinig kans op een baan zou hebben gehad.
Dus begon hij aan de studie theologie, al combineerde hij die wel met een voortgezette toneelstudie in de vorm van een driejarige master. ‘Toneel was mijn passie, theologie zag ik als een roeping. En op passie alleen kun je niet bouwen.’ Toneel en theologie zouden ook later in zekere zin een dubbelrol in zijn leven blijven spelen. Op dit moment rondt Csongor een studie af over preekstijl en non-verbale communicatie (‘Hoe kun je zó preken dat je echt communiceert?’), waarop hij binnenkort aan de TU Utrecht hoopt te promoveren. ‘De toneelopleiding heeft me veel geholpen tijdens mijn theologiestudie en mijn predikantschap.’
Maar dat betekent niet dat Csongor op de preekstoel een toneelstukje opvoert. Hij herinnert zich nog goed de eerste keer dat hij de kansel beklom. ‘Dat was nog niet eens in een echte gemeente, maar tijdens een bijeenkomst aan de predikantenopleiding, waar studenten als dagafsluiting een meditatie moesten houden. Ik had in de vier jaar daarvoor vaak op het toneel gestaan en dat was me steeds makkelijk afgegaan, maar nu stond ik voor het eerst op de kansel. En ik was stik zenuwachtig! Want op de kansel gebeurt iets heel wezenlijks: je verkondigt het Woord. Je spreekt in Gods naam. Dat weegt vele malen zwaarder.’
Nog op een andere, heel bijzondere manier werd Csongor door zijn toneelstudie als het ware voorbereid voor zijn latere predikantschap. ‘Ik was om zo te zeggen een voorbeeldige puber. Ik kleurde altijd binnen de lijntjes. Toen ik 14 was, deed ik bijvoorbeeld overtuigd belijdenis, wat overigens heel gebruikelijk was en is binnen de Hongaarse Gereformeerde Kerk. Ik was er ook van overtuigd dat ik echt zo was: een keurige jongen met een positief beeld van mezelf. Totdat ik theater ging studeren. Nu was dat geen kwestie van: hoe leer ik een clown te spelen of hoe een dronkaard en zo. Nee, het ging veel meer om het ontdekken van je eigen ik, je eigen binnenste. De opleiding was niet gericht op entertainment, maar op serieus theater, waarin zingeving en zin zoeken een belangrijke plaats innemen. Het zegt iets dat de hoofddramaturg van het theater in Cluj, András Visky, een toegewijd christen is.
Op een gegeven moment moesten wij tijdens een oefening door een ruimte lopen en dan plotseling stoppen bij een medestudent, die we dan zo hartgrondig moesten uitschelden dat hij of zij er bij wijze van spreken, maar soms ook echt, van ging huilen. Je moest alle negativiteit die je je maar kon indenken over hem of haar uitstorten. En als je hem dan kapot had gescholden, moest je hem gaan troosten. Maar waar het me nu om gaat is dat al die negativiteit van haat, nijd en perversie zo ontzettend goed voelde. Ik schrok ervan, hoe natuurlijk het was. Het kwam heel diep van binnenuit. Tegelijk was het voor mij een geweldige eyeopener: zó was ik dus eigenlijk van binnen. Helemaal niet dat keurige jongetje dat altijd zo netjes binnen de lijntjes kleurde en van zichzelf dacht dat hij echt zo was. Nee, ik had dat schelden en tieren heerlijk gevonden. Het was voor mij een kantelpunt. Ik proefde toen voor het eerst echt wat genade is. Toen begreep ik dat God niet van mij houdt om wie ik ben, maar ondanks wie ik ben. Ik ging er plotsklaps veel beter door begrijpen en voelen dat God ons in de Bijbel aanspreekt als gebrekkige, gevallen mensen, die ondanks dat geliefd zijn door Hem. En dat je juist door deze bevrijdende liefde en genade nieuw leven mag ontvangen. Nou, dit is zo’n beetje mijn spirituele biografie, waarin je ziet dat toneel en theologie verweven zijn.’
Vrijgemaakten
Csongor Kelemen volgde in 2014 een master missionaire gemeente bij prof. Stefan Paas aan de – toen nog vrijgemaakte – Theologische Universiteit Kampen. En over niet lange tijd hoopt hij aan dezelfde universiteit, zij het nu in Utrecht, te promoveren. Ook thuis in Roemenië waren het vooral veel ‘vrijgemaakten’ uit Nederland die zijn pad kruisten. En Stichting Fundament wortelt ook al in vrijgemaakte kring. Kelemen is bekend met de soms negatieve beeldvorming rond deze kerken, die nu zijn opgegaan in de Nederlandse Gereformeerde Kerken. Maar zelf heeft hij er geen negatieve connotatie bij. ‘De broeders en zusters die ons in Roemenië bezochten en hulp boden, kwamen zeker niet met de pretentie om ons te bekeren tot hun kerkvisie of zo. Wij hebben elkaar altijd gevonden op ons gedeelde fundament: de gereformeerde belijdenis. Toen ik later in Nederland kwam, heb ik mij nooit aangesloten bij een Nederlandse kerk. Mijn vrouw was wel lid van de Gereformeerde Kerk op Urk (nu PKN) en het was deze kerk die mij op een gegeven moment beroepen heeft. Uiteraard hadden ze mij al een beetje leren kennen. Ik heb dat beroep vrijmoedig aangenomen. Maar dat wil niet zeggen dat ik daarmee de deur heb dichtgegooid naar anderen. Ik kom uit een andere traditie dan de Nederlandse en bij ons is van verzuiling nooit sprake geweest. Wij kennen binnen de Hongaarse Kerk wel stromingen, maar die hebben altijd in vrede met en naast elkaar geleefd. Ik ga dus, als men mij vraagt, met plezier voor in een andere kerk. En wat de vrijgemaakten betreft: ook op de kansel van de zelfstandig, d.w.z. los van de NGK gebleven GKV op Urk heb ik een aantal malen het Woord mogen bedienen.
‘De broeders en zusters die ons in Roemenië bezochten en hulp boden, kwamen zeker niet met de pretentie om ons te bekeren tot hun kerkvisie of zo. Wij hebben elkaar altijd gevonden op ons gedeelde fundament: de gereformeerde belijdenis.’
Er wordt binnen de Hongaarse kerk door sommigen overigens wel met een kritische blik naar Nederland gekeken en dat geldt ook de kerken, met name de PKN en de NGK. Daarbij gaat het meestal om de visie op homoseksualiteit en gender. Die speelt ook een grote rol in de Hongaarse regeringspolitiek. De regering-Orbán werpt zich op als verdediger van heteroseksuele relaties en het gezin. Die opvattingen worden breed gedeeld.’
Cultuurshock
Oppervlakkig gezien zou de komst van Csongor naar Urk een geweldige cultuurshock moeten hebben betekend. Maar bijna het tegendeel was het geval. ‘Nee, die shock heb ik zo niet ervaren en dat is ook wel te verklaren: Urk is een omgeving waar de traditie hoog geacht wordt, de waarde van familie ook en het gevoel van ‘wij tegen de rest van de wereld’, of, zoals ze hier zeggen: ‘de wal’. Dat gaf veel herkenning vanuit mijn positie als Hongaar in Roemenië.
Tegelijkertijd heb ik altijd geprobeerd me open op te stellen naar andersdenkenden. Liever dan te oordelen wil ik luisteren: misschien weet hij of zij iets wat ik mis. Ik ben regelmatig in contact geweest met andere culturen en opvattingen. Ik heb een jaar in Bern gestudeerd en daar woonde ik in een studentenflat met 28 verschillende nationaliteiten. Tijdens twee zendingsreizen naar Afrika kwam ik in aanraking met een totaal andere cultuur, die ook tot uitdrukking kwam in het kerkelijk leven. Ik vond het prachtig, het was óók werk van de Geest, maar ik kwam niet terug met de missie: zo moeten wij dat voortaan ook gaan doen. Beide zijn in hun heel verschillende situaties legitiem. Ik ben in de loop der jaren best wat behoudender geworden, maar daarbij heb ik mijn openheid naar anderen niet verloren. Tenminste, dat denk ik en hoop ik.
In onze Hongaarse theologische traditie maken wij ons niet zo heel erg druk om verschillen. We nemen voor lief dat de Bijbel niet op elk punt even duidelijk is en soms ook met twee woorden spreekt. Er is sprake van een zekere onbekommerdheid, een gezonde naïviteit. Van nederigheid ook: wij zijn niet van de anathema’s. En daar voel ik me erg bij thuis.’
Ds. Csongor Kelemen is binnen Stichting Fundament aangetreden als algemeen bestuurslid. Het bestuur is erg blij met zijn komst, niet in de laatste plaats vanwege zijn grote bekendheid met, en brede netwerk binnen de Hongaarse kerkelijke en theologische wereld. En hij zelf? ‘Ik heb zó veel van Fundament ontvangen. Daarom vind ik het erg mooi dat ik nu iets kan terugdoen. Ik hoop dat ik een waardevolle bijdrage kan leveren.’