De gemeente te Apa tijdens een feestelijke openluchtbijeenkomst.



Voor Szabolcs Kiss (38) is het niet de eerste keer dat hij in Nederland is. Al tweemaal eerder bezocht hij ons land. Tóen, in 2001 en 2008, in het kader van korte uitwisselingsprogramma’s met een school en een kerkelijke gemeente. Nú is hij hier voor langere tijd neergestreken. Samen met zijn vrouw Amalia en hun twee dochtertjes. Én met grote verwachtingen ten aanzien van zijn studiejaar aan de Theologische Universiteit Utrecht. ‘Bij ons in Roemenië lag in het curriculum sterke nadruk op exegese en het reproduceren van bestaande theologie. Hier in Nederland is ook sprake van een levende dialoog tussen de bestudering van nieuwe takken van theologie en de toepassing ervan in het dagelijks leven van mensen. Dat trekt me erg aan.’

De huiskamer van de woning aan de Fluitekruid in Kampen, die Stichting Fundament ter beschikking stelt aan studenten uit de Hongaarstalige gereformeerde wereld om hier een jaar lang te studeren, oogt nogal basic. Een eenvoudige zithoek, een eetkamertafel met stoelen, een kast. Aan de wand een schilderijtje van een typisch Hongaars gereformeerd kerkgebouw. Dat is het wel zo’n beetje. Szabolcs – spreek uit: <sáboltsj> – verontschuldigt zich: ‘We hebben nog niet zoveel tijd gehad om het wat gezelliger te maken, maar dat komt nog wel.’ Ons gesprek vindt plaats in het Engels, maar het woord ‘gezellig’ komt er in aarzelend Nederlands uit. Voor Nederlanders een ultiem blijk van de bereidheid tot assimilatie. Want wat is er Nederlandser dan ‘gezelligheid’, een woord waarvoor andere talen niet of nauwelijks passende vertalingen hebben?
Op het moment dat we elkaar spreken, is Szabolcs alleen in Kampen. Zijn vrouw en dochters keren later terug van een kort bezoek aan Roemenië, waar zijn echtgenote nog een medische behandeling moest ondergaan. Op tafel ligt een stapel boeken. Szabolcs loopt bepaald niet achter, want bovenop ligt Stefan Paas’ Vrede op aarde. Heil en redding in deze tijd. Daaronder: Op ontdekkingstocht door het Nieuwe Testament van Myriam Klinker-De Klerck en Rob van Houwelingen. Het zijn drie docenten bij wie hij in Utrecht in de collegebanken is aangeschoven. Maar beide boeken illustreren ook Szabolcs’ primaire belangstelling: het Nieuwe Testament, missiologie en de relatie met de werkelijkheid waarin de mens van de eenentwintigste eeuw leeft.
Maar het zijn wel twee boeken in het Nederlands. De Roemeense predikant kan toch nog niet zover gevorderd zijn met zijn taalcursus dat hij die kan lezen? Nee, maar met de camerafunctie van Google Translate kun je ook een heel eind komen. Szabolcs wil er vanaf het allereerste begin uit halen wat eruit te halen valt.

Herkomst Hongaren


Szabolcs Kiss op de kansel in Apa.

Szabolcs Kiss is predikant van de Hongaarse Gereformeerde Kerk in Apa, een kleine gemeente van ruim 2500 inwoners in het district Satu Mare (Hongaars: Szatmárnémeti) in het noordwesten van Roemenië. De plaats, die bestaat uit 3 dorpjes, ligt niet ver verwijderd van de Oekraïense en de Hongaarse grens en behoort tot de regio Transsylvanië (Zevenburgen). Het is de regio waar o.a. de Hongaarstalige minderheid (circa 10 procent van de Roemeense bevolking) woont.
Apa telt drie kerken: de Roemeens-Orthodoxe Kerk (1500 gelovigen), een pinkstergemeente van ca. 600 leden en de Gereformeerde Kerk, die ongeveer 250 zielen telt. Die laatste beschikt over een historisch kerkgebouw dat dateert uit 1640. Szabolcs is er predikant sinds 2015. Daarnaast geeft hij godsdienstonderwijs op de plaatselijke basisschool.
Szabolcs werd in 1984 geboren in Tîrgu Mureș (Marosvásárhely), ooit de grootste stad buiten Hongarije met een Hongaarse meerderheid. Als kind maakte hij nog net het staartje van het communistische regiem van de wrede dictator Nicolae Ceaușescu mee en hij herinnert zich nog het schooluniform dat hij moest dragen. Zijn ouders, die nog steeds in Tîrgu Mureș wonen, moesten niets hebben van het communisme en waren blij toen hun land van de tirannie van de Ceaușescu’s werd bevrijd. Al speelt vandaag een zekere nostalgie hen – net als hun leeftijdgenoten uit bijvoorbeeld de voormalige DDR – nog wel eens parten, als ze bedenken hoe veel rustiger het levenstempo in die dagen was.
Szabolcs legde op 14-jarige leeftijd belijdenis van zijn geloof af. Hij was in die tijd sterk geïnteresseerd in de herkomstgeschiedenis van het Hongaarse volk, waarvan aangenomen wordt dat zijn wortels in Oost-Azië liggen. Szabolcs had zich als ideaal gesteld zendeling te worden in Tibet, omdat daar met name de roots van de Hongaarse taal zouden liggen. Hij bezocht de gereformeerde middelbare school in Cluj Napoca (Kolozsvár) en schreef zich in aan de universiteit in die plaats voor twee studies: geografie en Engelse literatuur. Maar na een jaar besloot hij over te stappen naar theologie. Per slot van rekening wilde hij zendeling worden, al liet hij Tibet als potentieel arbeidsterrein al snel varen: ‘Zending bedrijven in Tibet, dat werd me al snel duidelijk, zou erg moeilijk worden, zo niet helemaal onmogelijk zijn. China is daar niet happig op.’
Hij leerde in de studentengemeente van Cluj Napoca ook zijn latere vrouw, Amalia, kennen. Zij studeerde er biologie. Na hun studie trouwden ze in Satu Mare, waar Amalia vandaan kwam. Ze gingen wonen in Tîrgu Mureș, waar Szabolcs een jaar stage liep in de plaatselijke gemeente en waar Amalia ging lesgeven op een basisschool.

Volkskerk
De Hongaarstalige minderheid wordt in Roemenië weinig in de weg gelegd om haar identiteit gestalte geven en te handhaven. ‘We hebben het aanzienlijk beter dan onze broeders en zusters in Oekraïne’, zegt Szabolcs. Het onderwijs in Zevenburgen mag in het Hongaars gegeven worden, al is de primaire omgangstaal het Roemeens. Dat heeft ertoe geleid dat er flinke Roemeense invloeden zijn binnengeslopen in het Hongaars dat in Zevenburgen wordt gesproken. Zo sterk zelfs dat Hongaarse inwoners nogal eens moeite hebben het Hongaars uit het moederland te verstaan.
De kerk speelt in de handhaving van de Hongaarse culturele identiteit een belangrijke rol. Het is de plek waar alles in het Hongaars plaatsvindt. En de Hongaarse regering van Víktor Orbán strooit gul met geld als het gaat om renovaties van kerkgebouwen en andere materiële zaken. Ook de noodzakelijke vernieuwing van het kerkgebouw in Apa werd vanuit Hongarije gefinancierd. Orbán is – en niet alleen om die reden – populair onder Hongaren in de diaspora. Zijn regering houdt ook graag de wens levend dat alle Hongaren die in 1920 bij het Verdrag van Trianon afgesneden werden van het moederland, eens weer onderdeel kunnen uitmaken van de Hongaarse republiek.
De nadruk op gemeenschap en de handhaving van culturele waarden stempelt het kerkelijk leven van de Hongaren in Roemenië. De Erdélyi Református Egyház is een volkskerk en dat brengt mee dat traditie en uiterlijke vormen een belangrijke rol spelen in het kerkelijk leven.
En precies dat zorgde bij Szabolcs voor een omslag in denken: waarom zou hij naar verre oorden trekken om zending te bedrijven, terwijl er zo dichtbij huis al zoveel volksgeloof, oppervlakkigheid en geestelijke schraalheid te vinden was, die als het ware schreeuwde om vernieuwing en verdieping, om niet te zeggen: bekering?
Al in de periode dat hij de zending in wilde, was Szabolcs gefascineerd door de gelijkenissen die een vast onderdeel vormden van Jezus’ onderwijs aan de scharen. Zou die vorm van onderwijs ook vandaag niet een grote rol kunnen spelen in de prediking van het evangelie? Juist verhalen spreken veel mensen aan. Maar wat op het zendingsterrein kan, kan evengoed in Roemenië zelf. Door in de preek uit te leggen hoe de parabels van Jezus geland moeten zijn in de werkelijkheid van zijn toehoorders en daarna de vertaling te maken naar de werkelijkheid van nu, zou het evangelie handen en voeten kunnen krijgen in het leven van zijn gemeenteleden. En zou er iets van het Koninkrijk van God gestalte krijgen krijgen in hun concrete situatie. Szabolcs: ‘Hoe kunnen wij door het geloof in de opgestane Heer veranderd en vernieuwd worden? Daar gaat het om. Het is in feite het aloude gereformeerde adagium Semper Reformanda.’

Door merg en been



Szabolcs en Amalia Kiss met hun dochtertjes
Dorka en Jazmin in Kampen.

Szabolcs raakte tijdens zijn studie in Cluj Napoca (Kolozsvár) enthousiast over de colleges van enkele docenten, die net als hijzelf nu, in het verleden enige tijd in Kampen/Utrecht studeerden. ‘In het curriculum aan het Theologisch Instituut in Kolozsvár lag altijd sterke nadruk op oude theologie en van de studenten werd verwacht dat zij die konden reproduceren. Maar deze docenten kwamen op de proppen met nieuwe literatuur en nieuwe boeken die relevant zijn voor de tijd en omstandigheden waarin we nu leven. Zij moedigden ons ook aan om vragen te stellen en te onderzoeken. Ik herinner me bijvoorbeeld dat we ons gingen buigen over de rol die het lijden speelde in het leven en de boeken van Paulus. Paulus kan dan ogenschijnlijk wel gemakkelijk zeggen, dat het lijden goed voor hem is, maar wat kun je daarmee als een van je gemeenteleden bij je komt met de vraag: ‘Waarom moet mijn kind, mijn zus of broer, mijn vader of moeder zo lijden?’
Szabolcs is zich er overigens zeer van bewust dat veel moderne theologie zo sterk op de werkelijkheid hier en nu is geconcentreerd dat ze hierin in feite opgaat. ‘Dan wordt het Koninkrijk van God al snel een zaak van het hier en nu alleen, een rijk dat wij door onze inspanningen kunnen bouwen en daarvoor wil ik me hoeden. De discipelen dachten ook dat Jezus gekomen was om een aards rijk te stichten. Maar Jezus laat hen zien dat zijn rijk niet van deze wereld is. Als je dat eeuwigheidsperspectief los laat, wat vandaag onder cultuurchristenen, maar soms ook tot in orthodox-gereformeerde kringen toe gebeurt, dan wordt het rijk Gods dus een zaakje van ons, zondige mensen. En dan is Jezus in de praktijk niet veel meer dan het grote voorbeeld dat we moeten navolgen om hier en nu een gelukkig leven te lijden. Maar dat loopt op teleurstellingen uit, die mensen er dan soms gemakkelijk toe brengen het geloof vaarwel te zeggen. Nee, we moeten de betekenis van Gods rijk voor het hier en nu en voor de eeuwigheid bij elkaar houden.’
Szabolcs heeft in de korte tijd dat hij predikant is, al menige begrafenis moeten leiden. En niet zelden was daar maar weinig perspectief, uitzicht, te ontdekken. ‘Zo’n begrafenis hoort dan gewoon bij de gebruikelijke rituelen, en is het feitelijk alleen maar: It’s over now! Dat ging en gaat me dan door merg en been. En daarom wil ik zo graag mensen meenemen in het eeuwige perspectief van het rijk dat komt. En dat hier al begint. Daarvoor hoef ik dus niet naar Tibet. Ik kan heel dicht bij huis, beter: bij m’n eigen kerk, beginnen.’